De weg naar Napier is vrij rechttoe rechtaan, we rijden door het frisse groene gras op de heuvels en komen langs de ‘stad’ Palmersten North. Na een ruime 3 uur rijden komen we aan in Napier, met de voorsteden erbij kan je dit wel rekenen als een stad. We slaan in bij de supermarkt en zoeken een parkeerplaatsje in de buurt van ons hostel waar we gratis kunnen staan. Het hostel is erg oubollig en net als zoveel gebouwen hier heeft het enkelglas. Ook de douches hier zijn gemaakt voor mensen van 1.70m of kleiner en de pannen wassen we voor en na het eten af om er zeker van te zijn dat het een beetje schone pannen zijn waarin we koken.

De stad zelf voelt vrij levendig aan. We lopen langs de hoofdstraat van Napier, de zogenaamde hoofdstad van art-deco. Hier is anders vrij weinig van te zien op een paar muurschilderingen en een kunstwerk van druiven na. Rond 1 uur is het de gezelligste tijd, want dan is het lunchtijd voor de werkende. Terrasjes stromen vol en zo af en toe is er livemuziek te horen. Nadat we de winkelstraten hebben gezien lopen we naar Bluff Hill, vanwaar je een mooi uitzicht hebt over de haven, waar ze met trots vertellen dat er 500 schepen per jaar aankomen. Nadat we een paar kiekjes gemaakt hebben van de haven en de kleurrijke houten huizen op de heuvels lopen we via een mini-museumpje terug naar het centrum. In het zonnetje bestellen we nog een lekkere verse vanille milkshake en een warme chocomel en dan zit de dag er weer zo’n beetje op.


In de buurt van Napier ligt Te Mata Peak, hier zijn ontelbaar veel wandelingen te lopen met evenveel uitzichtpunten. Na een paar wandelingen te hebben gelopen, rijden we naar de top vanwaar je het mooiste uitzicht hebt over het gebied rondom Napier. Een paraglider blijft hier urenlang in de lucht en zweeft langs de rand van de heuvelrug. In de verte kan je Cape Kidnappers zien liggen, deze kaap heeft de naam gekregen van James Cook toen de lokale Maori iemand van de Endeavour wilde kidnappen. De hoge kliffen doen ons een beetje denken aan de krijtrotsen van Zuid-Engeland. De volgende wandeling op de planning zou naar Cape Kidnappers lopen, maar het pad blijkt gesloten te zijn voor bezoekers. Het blijft dus bij foto’s op een afstand. In plaats daarvan rijden we Otatara Pa, de plek waar vroeger een groot Maori dorp was, hier zijn nu nog overblijfselen van uitkijktorens, muren en een soort totempalen.




Op een mooie dag met 25 graden lopen we nog langs de boulevard waar enorme dennenbomen staan en halen we een lekker Hokey-Pokey ijsje. Officieel is het al een tijdje Herfst, maar daar merken we nog niet heel veel van met dit soort temperaturen, met uitzondering de heftige regenval van vorige week. Ook volgens de kiwi’s is de herfst hier normaal gesproken een droge herfst en zijn de lente’s hier een stuk regenachtiger. Alleen aan de bomen kunnen we soms herkennen dat de herfst begonnen is, laat het weer maar nog een maandje zomers zijn. Inmiddels hebben we ‘Old Toby’, onze auto, te koop gezet op de Facebook pagina’s, we zullen zien hoeveel animo er is als we in Auckland aankomen.
De laatste dag doen we het weer wat rustiger aan en werk ik de blog weer eens bij en knutselt Nathalie het filmpje over Kaikoura aan elkaar. We proberen zelf nog een Fergburger te maken, resultaat was lekker, maar niet zo lekker als het origineel.
De volgende bestemming wordt door velen overgeslagen, de oostkust van Nieuw-Zeeland een ware jungle met enkele verharde wegen die dit gebied bereikbaar maken. We kijken hier erg naar uit en hebben alvast afgesproken om met Makere (van Stewart Island) een dagje Gisborne te doen.